Een goede onderzoeksvraag opstellen
Geen onderzoek zonder een goede onderzoeksvraag. Maar hoe stel je die? Een goed beginpunt kan zijn om de leerlingen te laten opschrijven wat hen is bijgebleven van een uitstap of les in verband met duurzame ontwikkeling. Vervolgens formuleren ze een vraag die hiermee te maken heeft. Wat willen ze hierover weten? Is er iets dat ze niet goed snappen? Bijvoorbeeld:
- Hebben wij groene stroom op school?
- Hoe komen mensen naar school?
- Welke grond is er op school en welke planten groeien hier?
- Komen kinderen die dicht bij school wonen vaker met de fiets?
- Is Ronaldo beter dan Messi?
De vragen waar kinderen opkomen zijn echter vaak geen onderzoeksvragen. Om het kaf van het koren te scheiden, zijn er een aantal kritische vragen die je kunt stellen. Een veelgebruikte methodiek hiervoor is "Het vragenmachientje” van Wetenschapsknooppunt.
Zijn de vragen goede onderzoeksvragen?
Even overlopen
- Past de vraag bij het thema? Een onderzoeksvraag in navolging van de klimaatfietstocht moet uiteraard ook iets te maken hebben met de thema’s die behandeld werden. Anders is het geen goede vraag.
- Is het een opzoekvraag? Een onderzoeksvraag kun je niet oplossen door gewoon te Googlen of een boek open te slagen. Je moet er effectief een onderzoek voor opzetten.
- Kun je er iets van leren? Sommige vragen zijn zo geformuleerd, dat het antwoord niet echt een toegevoegde waarde biedt. Deze vragen zijn echter zeer schaars. Als er een onderzoek rond opgezet kan worden, is het een nuttige vraag om de vaardigheden al zeker aan te scherpen. Of je sneller loopt met blauwe of zwarte schoenen draagt niet veel bij, maar door een proefopstelling te maken en te concluderen dat er geen groot verschil is doe je ook aan wetenschap.
- Is het echt een vraag? Leerlingen kunnen al een keertje afkomen met eerder statements dan vragen. Daaruit filter je uiteraard geen onderzoek.
- Is de vraag precies? Een goede onderzoeksvraag specificeert direct over wat en wie het gaat. Als er bijvragen nodig zijn voor je een onderzoek kunt opzetten, is er een probleem.
- Is de vraag uit te voeren? Hoe interessant sommige vraagstukken ook kunnen zijn, niet alles is doenbaar met leerlingen of met het materiaal dat voorhanden is op school. Dit is de reality check-fase. Maar neem onhaalbare ideeën wel mee en zoek naar bronnen waar de leerlingen hier wel meer info over kunnen vinden.
We halen de vragen die hiervoor opgesteld werden even door het vragenmachientje
- Hebben wij groene stroom op school? → FOUT
- Dit is een opzoekvraag. Een simpele ja/nee-vraag aan de directie of scholengroep lost dit op (gaan we van uit).
- Betere vraag: Wat is het energieverbruik bij ons op school?
- Hoe komen mensen naar school? → FOUT
- Deze vraag is niet specifiek genoeg. Wie zijn de mensen?
- Betere vraag: Hoe komen de leerkrachten naar school?
- Welke grond is er op school en welke planten groeien hier? → FOUT
- Eveneens een overtreding van de specifieke voorwaarde. Je stelt namelijk één vraag, geen meervoudige. Splits ze op en je hebt twee prima vragen.
- Betere vraag: Wat voor soort bodem hebben we bij ons op school? OF Welke planten groeien goed op onze speelplaats?
- Is Cristiano Ronaldo beter dan Messi? → FOUT
- Hoewel dit een interessante vraag is om de voetballende jongeren in de klas te scholen in het kiezen van parameters en het opstellen van een voldoende grote steekproef, is voetbal binnen deze bundel geen item. Deze vraag valt dus buiten het thema.
- Komen kinderen die dicht bij school wonen vaker met de fiets? → JUIST
- De vraag past binnen het thema, heeft een onderzoek nodig om een antwoord te verkrijgen, geeft een antwoord waar de school en de kinderen uit kunnen bijleren, geeft zeer specifieke voorwaarden aan het onderzoek en is perfect onderzoekbaar met de middelen op school en de kennis van de leerlingen. Een goede onderzoeksvraag dus.
Op onderzoek!
Eens de onderzoeksvraag met de hele klas (of in groepjes) is afgeklopt, kun je aan de slag gaan. Hier zijn drie manieren om als leerkracht met de onderzoeksvraag om te gaan:
- Je legt een onderzoeksmethode op, laat hen deze uitvoeren en laat hen zelf nadenken over hoe ze deze gegevens zouden verwerken.
- Je geeft een aantal onderzoeksmethodes waaruit ze kunnen kiezen, de ene al gepaster als de andere. Kiezen ze een minder efficiënte manier, laat je hen dit zelf ontdekken of (bij tijdgebrek) stel je hen enkele kritische vragen.
- Je laat de leerlingen zelf een onderzoeksmethode verzinnen. Brainstormtechnieken komen hierbij goed van pas.
Belangrijk is de zeggenschap van de leerlingen over hoe ze omgaan met de verzamelde gegevens. Neem je dit element af van de leerlingen, spreken we niet meer van onderzoekend leren. Het is ook zeker niet zo dat je dit hele proces steeds moet afhaspelen. Dit kost nu eenmaal veel tijd. Maar train hen in deelcomponenten van het onderzoekend-lerenproces, zoals gegevens analyseren en een onderzoeksvraag stellen en het zal de volgende keer eens zo vlot gaan.