De voornaamste eindtermen waaraan je werkt tijdens de klimaatfietstocht
Mens en Maatschappij – 4. Ruimte – Verkeer en mobiliteit – 4.17. Leerlingen kennen de belangrijkste gevolgen van het groeiende autogebruik en kunnen de voor- en nadelen van mogelijke alternatieven vergelijken.
Mens en Maatschappij – 3. Tijd – Historische tijd - 3.8. Leerlingen kunnen aan de hand van een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is en die door de geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert.
Wetenschappen en Techniek – 1. Natuur – Levende en niet-levende natuur – 1.6. Leerlingen kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt;
Wetenschappen en Techniek – 1. Natuur – Milieu – 1.23. Leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water;
Wetenschappen en Techniek – 1. Natuur – Milieu – 1.24. Leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu;
Wetenschappen en Techniek – 1. Natuur – Milieu – 1.25. Leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren dat aan milieuproblemen vaak tegengestelde belangen ten grondslag liggen;
Wetenschappen en Techniek – 1. Natuur – Milieu – 1.26. Leerlingen tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijk leefmilieu.
Wetenschappen en Techniek – 2. Techniek – Techniek en samenleving – 2.18. Leerlingen kunnen aan de hand van voorbeelden uit verschillende toepassingsgebieden van techniek illustreren dat technische systemen nuttig, gevaarlijk en/of schadelijk kunnen zijn voor henzelf, voor anderen of voor natuur en milieu.
Tijdens de fietstocht komen er ook opdrachten over muzische vorming en taal aan bod.
Extra eindtermen waaraan je werkt tijdens de klimaatfietstocht
Sociale Vaardigheden - 1. Domein relatiewijzen - 1.2. De leerlingen kunnen in omgang met anderen respect en waardering opbrengen.
Sociale Vaardigheden - 1. Domein relatiewijzen - 1.3. De leerlingen kunnen zorg opbrengen voor iets of iemand anders.
Sociale Vaardigheden - 1. Domein relatiewijzen - 1.4. De leerlingen kunnen hulp vragen en zich laten helpen.
Sociale Vaardigheden - 1. Domein relatiewijzen - 1.5. De leerlingen kunnen bij groepstaken leidinggeven en onder leiding van een medeleerling meewerken.
Sociale Vaardigheden - 1. Domein relatiewijzen - 1.6. De leerlingen kunnen kritisch zijn en een eigen mening formuleren.
Sociale Vaardigheden - 1. Domein relatiewijzen - 1.8. De leerlingen kunnen zich discreet opstellen.
Sociale Vaardigheden - 2. Domein gespreksconventies - 2. De leerlingen kunnen in functionele situaties een aantal verbale en niet-verbale gespreksconventies naleven.
Sociale Vaardigheden - 3. Domein samenwerking - 3. De leerlingen kunnen samenwerken met anderen, zonder onderscheid van sociale achtergrond, geslacht of etnische origine.
Lichamelijke opvoeding – 1. Motorische competenties - Zelfredzaamheid in kind-gerichte bewegingssituaties -Lichaams- en bewegingsbeheersing - 1.1. De leerlingen kunnen de motorische basisbewegingen op een voldoend flexibele en verfijnde wijze aanwenden in gevarieerde en complexe bewegingssituaties.
Lichamelijke opvoeding – 1. Motorische competenties - Zelfredzaamheid in kind-gerichte bewegingssituaties -Verantwoord en veilig bewegen - 1.2. De leerlingen kunnen veiligheidsafspraken naleven.
Lichamelijke opvoeding – 1. Motorische competenties - Zelfredzaamheid in kind-gerichte bewegingssituaties -Verantwoord en veilig bewegen - 1.3. De leerlingen kennen de gevaren en risico's van bewegingssituaties en kunnen deze inschatten en signaleren.
Lichamelijke opvoeding – 1. Motorische competenties - Groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties - Spel en sportspelen - 1.18. De leerlingen kunnen eenvoudige spelideeën uitvoeren in eenvoudige bewegingsspelen.
Lichamelijke opvoeding – 1. Motorische competenties - Groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties - Spel en sportspelen -1.19. De leerlingen kunnen zich in een spel inleven en hierbij verschillende rollen waarnemen.
Lichamelijke opvoeding – 1. Motorische competenties - Groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties -Ritmisch en expressief bewegen - 1.20bis. De leerlingen passen de afgesproken spelregels toe en aanvaarden de sancties bij overtredingen.
Lichamelijke opvoeding – 1. Motorische competenties - Groot-motorische vaardigheden en acties in gevarieerde situaties -Bewegen in verschillende milieus - 1.23. De leerlingen bewegen op een aangepaste manier in de vrije natuur.
Lichamelijke opvoeding – 2. Gezonde en veilige levensstijl - 2.3. De leerlingen beleven voldoening aan fysieke inspanning en kennen ook het lange-termijn effect ervan.