Welkom bij MOSterdPod, een podcast waarmee we in 2021 het twintigjarige bestaan van MOS vierden. Vier afleveringen lang duiken we samen met jullie in de veranderingen, vraagstukken en prangende duurzaamheidsthema’s van de afgelopen jaren. En daarnaast behandelen we ook de rol die MOS, heel wat interessante kernfiguren én jullie kunnen spelen in het werken aan een duurzame en groene toekomst.
Het thema
In deze derde aflevering staan we stil bij vergroening, biodiversiteit en buiten leren. Steeds meer scholen zetten zich inmiddels in om hun terrein aan een vergroeningstraject te onderwerpen, al dan niet met behulp van een MOS-begeleider. En verder is het natuurlijk mogelijk om ook buiten de schoolmuren les te geven.
Wat zijn de voordelen hiervan? Hoe begin je ermee? En welke positieve effecten kan dit hebben op onze biodiversiteit? We praten erover met drie zeer interessante gasten: Hans Van Dyck, Jo Smets en Geert Blomme.
Beluister de MOSterdPod
Gastsprekers
Hans Van DyckHoogleraar gedragsbiologie aan UCLouvain, auteur van 'Het Orakel van de Bosnimf' |
Jo SmetsJo Smets, leerkracht in basisschool De Vlindertuin in Lille en krak in buiten leren |
Geert BlommeGeert Blomme, Technisch Adviseur in de Athena Campus in Heule en coördinator van het vergroeningsproject |
Kim LannooPodcasthost bij Mediaraven en freelance videoreporter
|
Kim: Welkom bij MOSterdPod, een podcast waarmee we het twintigjarige bestaan van MOS vieren. Ik ben Kim en vier afleveringen lang duiken we samen met jullie in de veranderingen, vraagstukken en prangende duurzaamheidsthema’s van de afgelopen jaren. En daarnaast behandelen we ook de rol die MOS, heel wat interessante kernfiguren én jullie kunnen spelen in het werken aan een duurzame en groene toekomst. Dit is de MOSterdPod.
(muziekje)
Kim: In deze derde aflevering staan we stil bij vergroening, biodiversiteit en buiten leren. Steeds meer scholen zetten zich inmiddels in om hun terrein aan een vergroeningsprogramma te onderwerpen, al dan niet met behulp van een MOS-begeleider. Diverse partners waaronder ook MOS werkten mee aan de visie ‘een Speelplaats met Toekomst’ waarin de verschillende aspecten van een groene, kwaliteitsvolle speelplaats aan bod komen. Buiten leren werd ook in deze visie opgenomen, maar hoe begin je eraan? Wat zijn de voordelen? En welke positieve effecten kan dit hebben op de biodiversiteit? We praten erover met professor Hans Van Dyck, leerkracht Jo Smets en technisch adviseur Geert Blomme.
(muziekje)
Kim: Laat ik beginnen met u. Mag ik Hans zeggen?
Hans: Absoluut, dat is mijn naam.
Kim: Perfect….
Hans: Dat mag, perfect.
Kim: Je bent bioloog. Je komt regelmatig op televisie en op radio om daarover te spreken. Daarnaast ben je ook hoogleraar gedragsbiologie aan het UCL. Trek je zelf ook af en toe naar buiten om les te geven?
Hans: Absoluut. Zelf ook om na te denken, want dat wordt van mij toch ook wel een beetje verwacht, dus om na te denken. Het is een goede reden om buiten te komen, ook met de studenten. Wij leiden vooral biologen op, deels ook de bio-ingenieurs. En het is uiteraard niet alleen voor dit publiek heel belangrijk om tussen de fauna en de flora te staan, om daar te leren. Dus ja, heel wat vakken proberen we praktijkgericht te maken. Waar ze vaak ook zelf moeten ontdekken hoe het in elkaar zit. Ik geef soms met opzet niet te veel richtlijnen. Soms zelfs foute richtlijnen, zodat ze dingen die ze gaan meten – temperaturen - om te begrijpen: ‘Waarom staan deze planten hier en niet elders?’ Dat ze dat ervaren. En ook fouten maken, dat is heel leerzaam voor jongelui.
Kim: Biodiversiteit is echt wel het sleutelwoord binnen dit hele gegeven. We zitten ook in een biodiversiteitscrisis natuurlijk. Uit verschillende studies is gebleken dat naar schatting een miljoen soorten met uitsterven bedreigd zijn. Komt het nog goed volgens jou? Is dit een doemscenario waar we nog uit kunnen geraken?
Hans: Het is een heel groot probleem. Daar moeten we niet flauw over doen. We zijn ons nu gelukkig hoe langer en hoe meer grote zorgen aan het maken over het klimaat. Het biodiversiteitsprobleem is minstens een even groot probleem en er zijn overigens vele raakvlakken. Dus ja, dat is een heel groot probleem, dat niet nieuw is en dat al langer loopt.
We denken heel vaak dat natuur en mens een beetje gescheiden zijn. Nou ja, die wandeling op zondag is fijn in een bos, dus dan is die natuur belangrijk, maar niets is minder waar. Biodiversiteit is de diversiteit van het leven op onze planeet en onze eigen fraaie soort ‘homo sapiens’ is dus ook een soort. Maar wij zien onszelf niet als een soort. Hoe anders we ook zijn en denken te zijn. We hebben een aantal dingen heel gemeenschappelijk met al die andere levensvormen. Dus als heel veel van die andere levensvormen in de problemen komen, dan is dat meer dan een kanarie in de koolmijn.
En daar beginnen we hoe langer en hoe meer goed wetenschappelijk inzicht in te krijgen. Ten eerste hoe groot dat probleem is, maar ten tweede ook wat dat betekent. Niet alleen voor die fraaie fauna en flora, maar opnieuw ook voor onze club. We zitten erbij. We staan er niet los van. Ook al denken we dat, omdat we in mooi geschilderde lokalen zitten en dat soort dingen. We denken dat we heel ver van bos en heide staan, maar we zien in dat niets minder waar is.
Kim: Ja, en op welke manieren kunnen we deze crisis dan te boven komen?
Hans: Wel eigenlijk is het een fundamenteel probleem. Het gaat over hoe we met onze omgeving omspringen. Dat betekent: onze mobiliteit, hoe we voedsel produceren, hoe we huizen bouwen,… Heel veel van die dingen die we ook terug horen rond de klimaatproblematiek, maken dat we onze omgeving gebruiken, misbruiken, op een verkeerde manier gebruiken. En opnieuw lijkt dit een heel negatieve boodschap, maar het is dan ook mijn taak als hoogleraar - als professor ben ik natuurlijk ook iemand die jongelui opleidt - wil ik toch niet in doemdenken verzeild geraken. Hoewel de verleiding vaak wel loert als ik al die studies zie, die ook niet de media halen. Dat is zorgwekkend. Maar toch opnieuw, de enige goede houding of attitude is, die mouwen oprollen met veel kennis van zaken. Van jongs af aan, van in de kleuterklas daar goed rond werken. Op een constructieve manier, want er gaat heel wat anders moeten gebeuren. Maar het wordt dan beter, dat is het eigenlijk. Niet alleen het detecteren van een heel groot probleem. Het is ook het scheppen van een zeer hoopvol, constructief, slim kader om te genieten tussen al die andere levensvormen.
Kim: En dus het scheppen van een nieuwe generatie die daar ook aan kan bijdragen, zoals bijvoorbeeld Jo en Geert dat bijvoorbeeld doen met hun scholen.
Hans: Ja, absoluut. Ik kijk erg uit naar hun verhalen, om dat te horen, want er gebeurt heel wat. Het is niet dat er niets gebeurt, maar soms is veel niet genoeg. Biodiversiteit is zo’n voorbeeld, want opnieuw denken mensen: ‘Maar ja, als er een paar soorten uitsterven - er zijn er zoveel die ik zelfs niet - is dat erg?’ Je moet weten dat het niet alleen gaat over het uitsterven van soorten. Onlangs ging het in de media over het achteruitgaan van tot op heden heel wat courante soorten, zoals: huismussen, veldleeuweriken, noem maar op…. Dus het gaat niet alleen over het verdwijnen van, maar het gaat ook over die achteruitgang. Die soorten zijn functioneel. Om in hun leefgebied te kunnen werken, functioneel te zijn, moeten die met heel veel zijn. Dus het is niet genoeg om een handvol soorten over te houden. Van hoera, die soort is er nog. Dat is niet de belangrijkste missie. Je wil een leefomgeving die werkt, die functioneert, waar dat er gegeten en opgegeten wordt, waar er organismes ziek worden, waar dat ze sterven. Maar niet allemaal tegelijk. Want sterven, uitsterven is doodnormaal, maar het ritme waarmee dat nu gebeurt, is dat niet.
Kim: Nu is dat uit balans.
Hans: Ja,absoluut uit balans. En dan merken we dat het niet gaat over natuur als een apart verhaal voor in een natuurgebied, hoe belangrijk die ook zijn. Maar ook een verhaal van tuinen, van landbouwgebieden, van industriezones en dat vergt nieuwe inzichten, want dat maakt dat ook de stadsplanner, de onderwijzer of onderwijzeres, de architect en zo verder met die dingen bezig horen te zijn. We hoeven dat niet letterlijk in hokjes te steken, want dan komen we er niet. Alleen met heel kleine natuurreservaten hier en daar, hoe belangrijk die ook zijn, daar halen we het niet mee.
(muziekje)
Kim: Jo Smets, jij bent leerkracht in freinetschool De Vlindertuin in Lille. Jij bent daar ook de leerkracht met de meest groene vingers en degene die daar ook het MOS-gebeuren aanvoert. Kortom, je zorgt ervoor dat heel veel klassen zoveel mogelijk buiten leren. Hoe pak je dat concreet aan?
Jo: Om ze graag naar buiten te laten gaan, moet je een groene speelplaats of een groene omgeving creëren. Zodat wanneer ze buiten komen, ze verwonderd zijn over wat ze kunnen ontdekken. Dat is het eerste dat we gedaan hebben. Dat was goed gelukt, dus we dachten: ‘Kom we gaan ervoor! Nu gaan we buiten leren.’ Toch merkten we dat er een aantal leerkrachten niet mee op die trein zaten, toch niet volledig. We hebben toen samen nagedacht met de directie, van hoe kunnen we nu een soort challenge maken, zodat we de leerkrachten - want de leerlingen zijn meestal vragende partij - toch buiten krijgen.
Die challenge hebben we zo opgevat, dat we zo veel mogelijk uren buiten zouden les geven. Het ziet eruit als een soort turfsysteem ‘1000 uren lesgeven’ op een groot blad met allemaal kadertjes die we moeten aanvinken. Ik was koploper uiteraard, want ik was heel veel buiten. Maar in de leraarskamer - het competitiebeestje zit in ons – wilden de collega's ook heel veel kadertjes kleuren, veel vakjes kleuren. Stelselmatig hadden die leerkrachten ook meer fun en plezier gevonden in buiten lesgeven en buiten ontdekken. Dit vergt ook heel wat creativiteit van leerkrachten, want het smartboard krijgt niet alles opgelost. Ze gaan buiten en ze creëren nieuwe lessen, andere lessen. Ze betrekken de omgeving erbij, ook een heel belangrijke factor. Laatst was er nog een leerkracht die opmerkte dat er heel dicht bij de school een imker woonde. We betrekken de omgeving erbij: kleine kinderen gaan over de zonnepanelen praten, over energie,.. Hoe we hiermee zuinig kunnen omgaan? Dus al die dingen samen: het is gewoon naar buiten gaan.
Die leerkrachten waren dan mee op de trein. We zijn vertrokken: take two! Het begint goed, maar dan zagen we dat het toch zo wat afstierf, dat het zo een beetje trager werd. Toen dachten we eraan om de leerlingen er nog op een andere manier bij te betrekken. We hebben het eigenaarschap meer bij hen gelegd. We moeten de leerlingen het gevoel geven dat dit schooldomein en de omgeving van hun is, zodat ze mee de verantwoordelijkheid dragen. Dat is heel simpel. Onlangs kreeg ik bijvoorbeeld duizenden bloembollen van een firma en dan gaan we daar met de leerlingen mee aan de slag. ‘Mannen waren willen we bloemetjes? Welke bloemetjes? Wanneer gaan die bloeien?’ Vervolgens hebben we hiervoor zones afgezet met stokjes en paaltjes. We koppelden er rekendoelen aan: hoeveel vierkante meter is dat, hoeveel bloembollen moeten we daarin planten, hoe ver moeten die uit mekaar, hoe diep moeten we ze planten? Al die dingen zijn doelen die in het leerplan staan voor rekenen en die we perfect kunnen gebruiken. Dus alles opentrekken. Alles naar buiten en zoals Hans net aangaf: als we met de kleutertjes al zo veel buiten zijn, dan komen die lessen automatisch. Dan zijn we buiten. De leerlingen vragen nu aan ons: ‘Meester, mogen we dit buiten doen?’
Het is wel aan de leerkracht om de doelen zeer goed te bewaken, want ze willen bijna altijd buiten gaan. Maar van zodra ze een plan hebben en ze kunnen aan de hand van dit plan duidelijk bewijzen welke doelen erachter zitten en ze schrijven dit plan uit. Wij keuren het al dan niet goed, dan zijn we vertrokken voor een mooie buitenles.
Kim: Super, heb je daar ook enige begeleiding gekregen van een MOS-begeleider? Hoe hebben zij je kunnen inspireren?
Jo: Heel veel zelfs. Er zijn een aantal sterke MOS-medewerkers binnen de organisatie, die heel veel komen helpen en ook ideeën aanbrengen. Ik zat ook een beetje met het gevoel van we zijn op ons onze school met die werking bezig, maar zou het niet leuk zijn als we deze werking kunnen verder trekken over heel Vlaanderen? Vervolgens zijn we met een aantal directies en leerkrachten van andere scholen gaan samenzitten. We hebben samen een soort MOS-kalender gemaakt, waarmee we leerkrachten stimuleren om minimum één uur in de week buiten les te laten geven. Dit allemaal gekoppeld aan de leerdoelen, want leerkrachten hebben graag hapklare dingen, zodat ze niet te veel extra werk hebben. Zo staat er bijvoorbeeld een activiteit aan gekoppeld of een link met een internationale dag, want er is altijd wel een dag die in de wereld gevierd wordt die betrekking heeft op een buitenactiviteit. Dit jaar gaan we aan de slag met een testkalender, die in een aantal scholen uitgetest en die wordt dan volgend schooljaar officieel gemaakt. Dus ja, de mensen van MOS helpen ons hierbij.
Ook subsidiegewijs. Je kan groene speelplaatsen creëren, maar dikwijls zijn er geen middelen voor. Bijvoorbeeld een dossier aanmaken en dan krijgen we steun van MOS hoe dat het werkt om bij de overheid al dan niet financiële steun te verkrijgen.
(muziekje)
Kim: En dan hebben we nog een derde gast Geert Blomme. Jij bent technisch adviseur aan verschillende campussen op de Athena school in Kortrijk.
Geert: Dat klopt.
Kim: En daar bovenop bent u ook de bezieler van het Vikingbos. Wat moeten we daar precies onder verstaan?
Geert: Het Vikingbos is een didactisch bos/speelplaats. Het was een braakliggend terrein met wat bomen waar niemand naar omkeek. We hebben dat in een aantal weken met een boel vrijwilligers omgetoverd tot een didactisch bos waar mens en dier vreedzaam naast mekaar kunnen leven. Het is een fragiel evenwicht. De kinderen loslaten in het bos. We dachten wat gaat er gebeuren als we dat zomaar toelaten? Maar geleidelijk aan en met een beetje opvolging, lukt dat wel.
Bijvoorbeeld voor de dieren. We hebben dus een imker op school. Het is ook een oud-leerling van de school, dus wel aangenaam. Dat is natuurlijk afgesloten, maar dan met de ‘Week van de Bij’ ieder jaar zijn er gedurende een halve week activiteiten rond de bij. Er komt ook een andere imker uitleg geven aan een heleboel klassen heel de dag door.
Er is ook een stuk van het bos niet toegankelijk voor mensen, want daar hangt de eikelmuiskast en zo van die van die dingen. Het is een verboden zone. In het midden staat het ook vol met bramen. Het eerste idee was om ze weg te halen, maar we besloten om het zo te laten. Het zit daar nu vol met nesten, waaronder ook nesten van eikelmuizen. Ze zitten daar nog beter dan in de nestkasten.
Er zijn overal takkenwallen waar dieren veilig kunnen schuilen voor het andere loslopend wild, want ook de kinderen moeten daar kunnen ravotten. Er is dus een speelbos en een stuk waar ze gewoon putten kunnen maken en spelen. Dat moet allemaal naast elkaar kunnen gebeuren. Er was zelfs een leerkracht die graag een mountainbikeparcours wilde. We hebben dat dan naast het wandelpad aangelegd. Het is echt geven en nemen, maar uiteindelijk lukt dat wel.
Kim: Het is een gebied met enorm veel variatie, heb ik de indruk?
Geert: Ja, het is niet groot, dus het is extra moeilijk om zo’n klein gebied zo in te kleuren. Maar er is een bosklas, er hangen uilenkasten, er is een imkerij, er is er een ravotplaats en door heel het gebied zijn er paden die alles met elkaar verbinden. We proberen uiteindelijk zo veel mogelijk op die kleine ruimte te realiseren.
Kim: Hoe heeft MOS precies kunnen helpen bij de aanleg hiervan?
Geert: Bij de aanleg was er bijna niemand bij. Ik kende iemand bij Aktractie - dit is een vzw binnen het CAW van Kortrijk - en die mensen hebben ons geholpen - om van van scratch, want er stonden bomen - alles in orde te brengen. Die bosklas, de haag rond de moestuin die daar 20 jaar geleden aangelegd was, stond 6 à 7 meter hoog. Ze hebben ons geholpen om dat allemaal een beetje redelijk te maken. Ze hielpen ons ook om wandelpaden aan te leggen met mulch en de imkerij af te zetten en zo’n zaken. Eigenlijk hadden we geen financiële middelen en we hadden dit in begin ook niet nodig. We hebben veel zaken gekregen, maar op een bepaald moment heb ik de mensen van MOS uitgenodigd.
We hebben toen even rond gelopen met experten, want ik zie mezelf niet meteen als expert. Deze experten hebben ons handige tips kunnen geven. Dit heeft ervoor gezorgd dat we nu starten met fase twee, waarbij we een overdekte bosklas zullen maken, zodat je in alle seizoenen buiten kan zitten. Tijdens de zomer en bij goed weer is de bosklas een echte hit, want iedereen wil er gebruik van maken. We hebben ervoor gezorgd dat je de bosklas kan reserveren via Smartschool. We willen dus nu een tweede overdekte buitenklas, die ook bruikbaar is in de lente en de herfst als het een beetje zou regenen. Om dit te kunnen realiseren, zullen we wel wat financiële middelen moeten zoeken en daar zal MOS ons bij ondersteunen.
(muziekje)
Kim: Heren, de vergroening van scholen is een gegeven dat MOS zich intussen al jarenlang aantrekt. Waarom vinden jullie het belangrijk dat er vergroening op school aanwezig is?
Hans: Eigenlijk zijn er verschillende redenen, maar ik wil eerst iets heel fundamenteels onderstrepen. Zelf doe ik veel onderzoek naar andere diersoorten dan de mens en we proberen te begrijpen wat nu een geschikt leefgebied is voor een bepaalde vlinder, een vogel en noem maar op. We denken te weinig op die manier als het over onze eigen soort gaat, ‘homo sapiens’. Wat is bijvoorbeeld het geschikte leefgebied voor een kind dat volop opgroeit? Dit betekent volop veranderen, zowel cognitief van dat brein als fysiek. Als je dan dagen aan een stuk in een artificieel lokaal zit met weinig beweging en alleen veel geluid van de juf of de meester die vertelt. Dus het heel klassieke patroon… We zijn er ondertussen achter gekomen dat dit eigenlijk geen gezonde manier van aanpakken is.
Uit internationaal onderzoek blijkt dat de helft van de jongelui die nu 20 jaar is, tijdens zijn of haar jeugd nog nooit in een boom gekropen heeft. Ik heb geen cijfers voor Belgen, maar de landen zijn wel vergelijkbaar. Je kan zeggen, is het nu zo belangrijk dat je in een boom hebt gekropen tijdens je jeugd? Maar ja, dat is belangrijk! Het is symbolisch, want dat zou veel meer moeten gebeuren. Als dit soort dingen, zoals: in een boom kunnen kruipen, merken dat netels prikkelen, de geur van bloemen, het zoemen van bijen,… als al die dingen als een dagelijks element tijdens die schooluren kunnen gebeuren, dan zou dit een grote verbetering zijn. Dat hebben we nodig, want die spontane natuurcontacten die de vorige generatie wel had - ik zat nog in die generatie - zijn enorm snel aan het veranderen.
Dus de projecten waarover we hier horen en vele andere…Het gaat hier niet alleen om fraaie of mooie projecten. Het is echt essentieel!
Kim: Ja, ik zie jullie volmondig ja knikken.
Geert: Ja, de leerlingen en hun smartphone zijn onafscheidelijk, maar we kunnen ook dat inzetten. Zo hebben we bijvoorbeeld bij iedere plant een QR-code, die ze kunnen inscannen. Ze krijgen dan heel veel info over de soort struik, zoals de vruchten die eraan groeien, wanneer ze bloeit,…We moeten wel creatief zijn en daar ook op inpikken.
Kim: Ja en het mag allemaal niet te abstract overkomen, hoorde ik Hans zeggen. Het moet zeer praktisch ingesteld zijn?
Geert: Ja, wij zijn bijvoorbeeld een STEM-school, waarbij we ook digitalisering, techniek en natuur samenbrengen.
Kim: Ja, hoe motiveer je andere leerkrachten binnen dit project? Want jullie zijn de trekkers binnen die school.
Geert: Onze bosklas is een hit en de succeservaringen die de leerlingen daar opdoen, worden als een lopend vuurtje verspreid over heel de school. Dus als de leerlingen willen, dan kan de leerkracht niks anders dan hierin meegaan. Dat is wel een voordeel.
Jo: Aanvankelijk was het moeilijk of is het moeilijk om een bepaald soort leerkrachten mee te krijgen in het groene verhaal of het buiten verhaal. Leerkrachten zijn er immers in alle geuren en kleuren. Maar het is zoals we zeggen: de leerlingen zijn vragende partij. Maar ook, die klas, die schooltuin is eigenlijk een heel groot klaslokaal waar overal ticketjes liggen met waarom is dit, waarom is dat,… Zij komen binnen met vragen, de grote ‘why-vragen', die worden getriggerd bij die leerlingen en wij moeten gewoon mee, want wij zijn de leerkrachten. Het is geven en nemen. Het komt langs beide kanten.
Kim: Hoe zagen jullie dit evolueren bij de leerlingen?
Jo: Wij zijn nu 5 jaar bezig met met het buiten lesgeven of het naar buiten trekken. Bij de kleutertjes gebeurt het. Daar wordt het zaadje geplant. Daar wordt die verwondering, het kritische denken ingebed. Die leerlingen zitten nu bij mij in de klas en ik merk een ongelooflijk verschil met mijn vroegere leerlingen. Zij zijn vele opener en veel creatiever in hun manier van denken. Hun oplossingsstrategieën zijn helemaal anders. Ze denken minder technisch en meer op een natuurlijke manier. Helemaal niet ingewikkeld: we nemen een stok en we lossen het op…bij wijze van spreken, heel simpel.
Hans: Je ziet dit ook opnieuw in buitenlands onderzoek, namelijk in de omgevingspsychologie. Zij hebben ontdekt dat de natuur heel veel prikkels geeft, maar geen negatieve prikkels…in de zin van dat ze overprikkeld worden met allemaal vreemde geluidjes. Dat is wel het vreemde, want je kan er in tot rust komen. Hoewel je heel de tijd een soort natuurlijke prikkels krijgt, maar die geweldig goed zijn voor het ontwikkelende brein. Want wat je de hele tijd doet, je hebt geuren, je kan voelen, je merkt die plant prikt, dus daar moet ik vanaf blijven. Dus heel de tijd is dat brein aan het leren. Zelfs op een passieve manier, als je ze geen opdracht geeft en puur buiten laat zijn, merken ze: ‘In die boom kan ik beter in klimmen. Dat blad vind ik vies, dus dat ga ik de volgende keer niet meer oprapen.’ Dat brein, al die zintuigen worden heel de tijd geprikkeld.
In Helsinki wordt er prachtig werk gedaan rond dat passieve. Je moet eens in Finland rondgaan, want de Scandinaviërs zijn hier heel sterk in. Er zijn heel veel buitenklassen. Maar ze beginnen niet in de kleuterklas. Ze starten al bij de kinderopvang. Ze zetten de kinderen gewoon buiten, af en toe met een fleece als het echt wat koud is. Ze hebben daar ontdekt dat kinderen en jongelui die in een omgeving zijn waar heel veel biodiversiteit is, een gezonder immuunsysteem hebben. En dat is niet zomaar groene marketing, want dit werd goed onderzocht. Ze merken dat de biodiversiteit op hun huid veel diverser is als ze kunnen buiten spelen in een biodiverse omgeving in vergelijking met kinderen die altijd als kasplantjes binnen moeten zitten. Of beter gezegd, altijd in een beschermde omgeving moeten zitten. Dus je ziet, los van buiten les, het puur buiten kunnen zijn in een natuurrijke omgeving, heeft dus een gunstig effect op het immuunsysteem van jongelui. Ze hebben minder allergieën en eczeem. Dus dat is soort hard effect. Het is dus niet alleen een voordeel op mentaal vlak, maar ook het fysische voordeel wordt in kaart gebracht.
Kim: Zien we dan op langere termijn ook een hogere natuurbetrokkenheid bij die leerlingen?
Geert: Ik ga een voorbeeld geven van een STEM-les. In een secundaire school met beroepsleerlingen zou je verwachten dat het hoe dan moeilijker is om met die leerlingen in het bos te trekken. Maar het tegendeel is waar. We zitten bijvoorbeeld in de bosklas waarbij de leerkracht geen machines, geen bord, geen wifi of geen pc heeft. Ze gaan dan neerzitten en ze stellen zich de vraag: ‘Is dat wel comfortabel? Is dat wel handig? Zouden we iets kunnen ontwerpen waar bijvoorbeeld een tafel en een stoel in mekaar vloeit? We kunnen iets maken en dat is op dat moment nog een probleem en een behoefte. Dat is de start van techniek, van STEM en dan denken we zaken uit. Voor het maken moeten ze dan wel terug naar het atelier, maar als er bij het bedenken van het idee in de bosklas bijvoorbeeld een vogel landt of ze worden afgeleid. Maar eigenlijk is dit geen afleiding, want de leerkracht kan erbij stilstaan. Er ontstaan dan misschien andere behoeftes, zoals moet dat dier een nestkastje of een voederplank hebben. En op die manier ontstaat een volgend project. Dus het past bijna altijd bij mekaar.
Hans: Sorry, dat is een enorm belangrijke factor, maar de winst zit veel breder. Uit een Nederlands onderzoek blijkt dat bij vergroende scholen minder pestgedrag voorkomt en dat leerlingen betere schoolresultaten behalen. Dus het gaat niet alleen over een kweekschool voor de nieuwe leden van Natuurpunt - hoe belangrijk die organisaties ook zijn - maar het zit veel breder. Ik ben een gedragsbioloog en als je kijkt naar ons gedrag als mens. Als je in de klas de hele tijd stress opbouwt en problemen hebt met vrienden of thuis… en je komt dan op een speelplaats waar de enige objecten klasgenootjes zijn. Ja, dan krijg je jongelui die gepest worden en die altijd slachtoffer zijn. Als de speelplaats groen is, heb je plaatsen waar je kan achter schuilen, heb je andere bomen en planten waar je je stress kan op afreageren. Dat soort fenomenen speelt dus ook een rol.
En opnieuw om er te geraken…dat is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Het is ingewikkeld. Je moet budgetten hebben, je moet collega's hebben die het willen doen, maar de winst is divers en op vele vlakken. Dus ook naar welzijn, anti-pestgedrag en puur schoolresultaten, minder ziekteverzuim. Er zijn heel wat bredere voordelen daaraan te identificeren.
Kim: Jullie scholen bevinden zich in een zeer groene omgeving. Ik kan me voorstellen dat dat niet voor iedere school geldt. Wat zijn makkelijke eerste stappen voor andere scholen om hierin mee te gaan, die het met minder middelen op dat gebied moeten stellen?
Jo: In het verleden waren er subsidies zoals ‘Pimp je speelplaats’ en er zijn nu ook subsidies van MOS. Die mensen komen kijken en bespreken samen met jou of met de schooldirectie waar je naartoe wil gaan met die zaak. Vragen worden gesteld zoals: ‘Wat is jullie doel? Wat is jullie budget?’ Ze zetten samen met de school een traject uit waar je naartoe wilt. Je krijgt niet al te veel budget. Je krijgt geen miljoenen euro's, maar het helpt. Ouderparticipatie speelt daar ook een hele belangrijke rol in. Je kan als leerkracht niet alles alleen doen. Je kan ook niet alles met je team oplossen. Een goede ouderwerking, een MOS-team, een werk MOS-team, die mee de stenen van de speelplaats uitbreken, mee bomen planten, mee speelheuvels maken, de klimbomen klaarmaken zodat ze veilig zijn,… Op die manier geraak je al een heel eind.
Je kan met kleine dingen veel doen. 20 vierkante meter stenen uitbreken, is voor kleuters en kinderen van het lager onderwijs een heel speeldomein. Die zien daar dennenappels, die zien stokken,… Het creëren speelt een veel grotere rol op een groene speelplaats. Kinderen denken op een ander manier na. Ze denken niet: ‘ik ga iets kopen’, maar wel ‘ik ga iets maken’. Die details worden doorgetrokken naar de klas. Niet gewoon, ik heb een probleem en mijn ouders lossen dat wel op, maar het gaat anders.
Ik zal een klein voorbeeldje geven over onze school. Onze kleuters hadden graag een zandbak. Ze hebben al een kleuterspeeltuin, maar ze hadden graag een zandbak om daarin projecten op uit te tekenen. De kleuterjuf zei toen: ‘Dan moeten jullie dat regelen.’ Het zijn kleuters. Eén papa zat in de bouw en die heeft dan 2 kubieke meter wit zand gebracht. Een andere papa was een schrijnwerker en die heeft de ronde bak van de zandbak gemaakt. Nog een andere papa was een tuinaannemer en heeft met zijn kleine heftruck een gat gegraven. Ik wil maar zeggen, die mannen zijn nog geen zeven jaar en die hebben zelf een zandbak kunnen regelen. Gewoon door alles te vragen, te creëren, na te denken over hoe gaan we dit oplossen.
Kim: Schitterend!
Jo: Zo’n patotters en die zandbak staat er. En ze zijn zo fier als iets. Ik bedoel dus, dat er veel in zit.
Hans: Ja, die zelfredzaamheid is ook een factor. Het is het totaalpakket dat het hem doet.
Jo: Heel belangrijk dus, zo’n groene speelplaats, dat is zo een verschil.
Hans: Hebben jullie ook problemen gehad met ouders? Want er zijn ook keerzijdes natuurlijk: kinderen worden vuil op een groene speelplaats. Het is niet zo netjes, die gestreken hemdjes komen met groene plekken terug thuis. Zorgt dit voor tegenkanting? (lacht)
Jo: Aanvankelijk wel, maar dat duurt ongeveer een maand en dan wordt die mindset gezet van ‘als ze vuil zijn, dan hebben ze zich goed geamuseerd'.
Hans: Zo is het ook.
Jo: Hebben ze een schaafwondje op hun arm? Dan wordt dat natuurlijk uitgelegd hoe het gekomen is en wordt dit verzorgd. Ouders vinden het niet zo erg.
Kim: Schitterend. Het zorgt ook voor meer betrokkenheid met de buurt, neem ik aan? Hoe bekijken jullie dat gegeven?
Geert: Van bij het begin hebben wij ons bos ‘onze speelplaats' opengesteld voor de buren. Na de les, na de schooltijd gaan ze daar wandelen. Er zijn ook buren die de moestuin verder onderhouden en de kippen eten geven in juli en augustus. Dus ja, dat is ook wel leuk dat ze er ook achter staan.
Kim: Fantastisch.
Jo: Dat is bij ons ook. We hadden dan ook moestuinen gecreëerd en met hetzelfde verhaal in de vakantie, dan zijn de leerkrachten met vakantie en dan hebben we de buurt kunnen mobiliseren om te komen water geven. In ruil mochten zij dan twee lapjes bewerken om hun groenten op te verbouwen. En zo ontstond er een wisselwerking en dat is altijd plezant. Ook de scouts gebruiken ons groen domein en daar zijn afspraken rond gemaakt waarbij de poort in het weekend open staat en heel het domein mag gebruikt worden.
Kim: Een aspect dat voorlopig nog niet aan bod is gekomen, is het blauwe verhaal ‘water’. Wat is het belang hiervan bij dit verhaal?
Jo: We hebben onze leerlingen er zeer bewust van gemaakt dat waterschaarste iets is dat bestaat. De laatste tijd valt er ook te veel water op bepaalde plaatsen. Wij hadden het probleem ‘water’ ook voorgesteld aan de leerlingen op school in kader van onze moestuin. Steeds kraantjeswater gebruiken, was hierbij geen optie. Een leerling kwam toen op de proppen met een idee. Zijn nonkel ‘Jef’ had een groot vat staat in de wei dat niet meer werd gebruikt. We hebben toen het vat naar onze school verhuisd en de derde graad rekende uit hoeveel lopende meter buizen ze nodig hadden om het vat aan te sluiten op de regenpijp. We vangen het water nu op in het vat en gebruiken het om de planten water te geven in onze moestuin. Ideaal, het werkt en de leerlingen waren weer betrokken, want daar draait het om.
Kim: Hoe ligt dat bij jou Geert?
Geert: Wij doen onder andere mee aan het citizen science project ‘Curieze Neuzen in de tuin’, waarbij we ontdekten dat de bodem heel droog is. Wij vangen ook regenwater op en er is ook een kleine vijver met salamanders, kikkers en waterplanten.
Hans: Het is ook belangrijk dat jongelui dit kunnen onderzoeken en begrijpen, zodat het tastbaar wordt.
Dit is niet altijd mogelijk als ze op uitstap naar een natuurreservaat gaan, want daar is heel dikwijls kwetsbare vegetatie en de natuurconservator zal niet gelukkig zijn als leerlingen met bokalen en netjes in het veen duiken. Dit is begrijpbaar, want we moeten ook respect hebben voor die kwetsbare natuur. Daarom is het belangrijk om plekken te hebben dichtbij de school waar ze met netjes en bokalen een soort tête-à-tête kunnen hebben met een salamander. Dit zijn eigenlijk belevingen die blijven hangen, want jaren nadien spreken ze hier nog over. Je mag dit niet onderschatten. Er zijn heel wat kinderen – ik heb het zelf ooit ervaren – die op 10-jarige leeftijd nog nooit een salamander gezien hadden. Laat staan in hun hand gehad hebben en letterlijk in de ogen hebben gekeken. Dat zijn beklijvende momenten. Dus ook dat ‘waterverhaal’ naast het milieuverhaal van erover nadenken, is die natuurbeleving met water en bokalen ook relevant. Ik denk dat daar heel wat fraai werk mogelijk is. We zullen ervan genieten.
Jo: Ook weer die verwondering van – ik gebruik het woord kleuters heel veel – maar die zitten inderdaad met netjes in ons klein vijvertje. Wij noemen het ook ons reservaatje. Hoe ze een watertor scheppen en deze in hun bokaaltje mee naar de klas nemen. Ze onderzoeken dan dat diertje en gaan het natuurlijk achteraf terug zetten. Er zitten ook slakjes in. Ik heb ook nieuwe dingen ontdekt, waarvan ik niet wist dat dat in een vijver leefde. Het is een rijkdom als we dit op school kunnen hebben. Zo’n waterpartij is grandioos.
Hans: Dat is STEM in actie. Het begin van STEM, want natuurlijk is er niets mis met te ontdekken hoe je een robotarm maakt. Dat is prima, laat dat ook verder in hun opleiding. Maar in een vijver scheppen en zelf zien van: ‘Hé, dat is niet hetzelfde dan dat! Die heb ik al eens gezien en hoe zou dat komen?’ Dat is het begin van wetenschap. Dat is een wetenschappelijke houding, die vragen stellen vanuit verwondering. En of je dan later in de industrie, de landbouw of waar dan ook terecht komt, dat begint daar, aan een vijver op een spontane manier. Veel belangrijker dan een presentatie met mooie slides waarmee je datzelfde probeert uit te leggen als ze reeds 17 jaar zijn, want dat is te laat.
Jo: Gewoon die kritische ‘waarom-vragen’: ‘Waarom zie ik in dit seizoen dit diertje meer dan het andere?’ We gaan dat elk seizoen nakijken. 'We hebben meer van die soort dan die soort gevonden. Hoe komt dit?'
Hans: Dat is wetenschap in actie, zonder dat je dit benoemt. Want vandaag les biologie op pagina 1... dat komt spontaner. Zo belangrijk!
Jo: En ook lokaal, mijn nichtje krijgt bijvoorbeeld tijdens de les biologie de volgende vraag voorgeschoteld: ‘Welke vogel vind je in het park van Brussel?’ Ik bedoel, wat zijn we daar nu mee? Welke diertjes zitten er in onze vijver, regionaal en bij ons op de school? Veel belangrijker dat we vanuit onze school vertrekken en dan zou naar de buitenkant gaan. Niet zo van wat zit er ginder en wat zit er daar, maar wat zit er lokaal?
Kim: Wat het allemaal veel tastbaarder maakt natuurlijk.
(muziekje)
Kim: Een steeds terugkerende vraag in deze podcast is: ‘Mocht je een toverstaf hebben en iets kunnen veranderen binnen de samenleving, wat zou dat dan zijn?’
Hans: Dat is een ’ hocus pocus vraag’ en als wetenschapper ben ik niet zo veel met ‘hocus pocus vragen en antwoorden’ bezig. Het is natuurlijk een interessante denkoefening. Ik weet niet wat de leerkrachten zelf willen veranderen?
Geert: Ik zou het liefst wat meer tolerantie, wat meer aandacht voor – ik mag het geen onkruid noemen - ik noem het dan kruid. Want de directeur zegt soms tegen mij: De ingang van de school ziet er weer vuil uit.’ Maar vuil? Voor sommige mensen is beton en asfalt proper. Ik wil een lans breken voor wat meer tolerantie voor onkruid – hoewel dit een slecht woord is - voor kruiden, voor natuur, voor klaprozen.
Hans: En opnieuw, dus daar heb je die link, die dingen: waar meer wilde planten, bloemen en insecten en zo verder zijn, heb je gezondere omgevingen. Je ziet dat niet alleen omwille van de bloemetjes en de bijtjes, maar ook om de micro-organismen - dus bacteriën - en daarin hebben we ook nog veel te leren. We leven in een soort - maar ik dat niet zeggen – ‘Dettol-maatschappij’, zodat we bij het horen van het woord bacterie meteen naar de medicijnkast lopen om een antibioticum te nemen. Nu, er zijn heel wat klootzakjes bij de bacteriën, dat is zo. Maar er zit een hele reutemeteut van micro-organismen die je niet ziet, maar die dus wel essentieel zijn om goed te functioneren. Bijvoorbeeld op onze huid - ik verwees er al even naar- maar ook onze darmen, zitten vol andere levensorganismen en voor veel mensen is dat idee een beetje eng om te zien dat er andere levensvormen op en in hun zitten.
Dat is hetzelfde met die gebouwen. Een omgeving waar je dat soort tolerantie hebt, waar andere kruiden groeien en die geen onkruiden hoeven te zijn. Natuurlijk heb je daar een stuk beheer nodig, dat je kan functioneren en dat je er door kan en zo verder. Maar die attitude is inderdaad iets waar…, maar ik denk opnieuw dat jongelui dan maar naar die directeur moeten gaan. Misschien hebben zijn nog meer impact dan de leerkrachten onderling? (lacht) En de kleuter in het bijzonder?
Kim: Natuurlijk ook angst, want we zitten momenteel wel in een angstcultuur door de corona pandemie, die nog altijd gaande is.
Hans: Maar angst is een slechte raadgever.
Jo: Ja angst, ik merk het ook…misschien een kleine oproep aan de lerarenopleiding. Als we stagiaires krijgen en hen vragen om naar buiten te gaan met de klas, dan zie je de angst in hun ogen. ‘Wat moet ik doen buiten? Controle kwijt! Die kinderen!?’ Laat het gebeuren. Dus eigenlijk zou buiten leren in die lerarenopleiding moeten geïntegreerd zijn. Waarschijnlijk zullen ze hier wel al een 2-tal lesuren rond gewerkt hebben. Dat zou eigenlijk een vak moeten worden in die opleiding. Ga met die kinderen buiten en doe dat minimum twee keer in de week, want de leerkrachten die we nu krijgen hebben angst in hun ogen om gewoon buiten les te geven en een kleutertje niet.
Hans: En de sleutel is hier inzicht hebben in het gedrag van kinderen. Je kan een aantal tips en tricks meegeven, want die zijn zeer nuttig. Maar als je echt ziet hoe het gedrag verandert als kinderen buiten zijn - en dan moet je niet de eerste tien minuten als referentie nemen, maar iets langer - dan zie je wat de deugdzame werking daarvan is, zowel opnieuw cognitief als voor de andere mentale kenmerken. Dat is zo belangrijk. En als nieuwe leerkrachten dat begrijpen, niet alleen weten ‘Wat kan ik doen en hoe ik ben ik ben minder zelf gestrest?’ Maar vooral inzien: ‘Waarom doen we dat? Wat verandert dat?’ Dat is heel erg belangrijk, denk ik. Die opleiding van de nieuwe generatie leerkrachten… dat moet er helemaal in verweven zitten.
(muziekje)
Kim: Hebben jullie nog een tip voor de luisteraar? In het bijzonder misschien leerkrachten, directies?
Jo: Gewoon doen! Niet bang zijn! Inspectie of geen inspectie! Als je buiten bent, ben je goed bezig!
Kim: Super!
Geert: Ik zou iedereen aanraden om wat meer buiten te zijn. Als ik zo rond kijk naar de tuinen - ik woon in West-Vlaanderen op de buiten – dan zie ik allemaal grassen, buxus en gazon. Maak toch een plaatsje vrij voor wat bij -en vlindervriendelijke planten. Als je dan buiten komt en er landt een vlinder op je hand, dan is dit puur geluk. Vooral omdat omdat die vlinders aangetrokken worden door de prachtige bloemen die je geplant hebt. In plaats van gazon en gras afrijden, want dat is zo vervelend, vind ik.
Hans: Dat is veel werk en eigenlijk is de oproep dat veel van die volwassen mensen eigenlijk terug kleuter worden. De tuin in! Want een kleuter zou kiezen - en je eigen kinderen, mochten ze al wat ouder zijn en de klok terug konden draaien - dan kiezen ze een tuin waar iets te beleven valt. En die tuin waar iets te beleven valt, is niet alleen dat groene biljartlaken. Ik heb niks tegen gazon, want om te voetballen is dat prima, dus die mag er ook zijn. Maar daarnaast, zorg dat je ook een stuk hebt waar wel iets te beleven valt. Waar dat je uren kan kijken. Waar dat je kan knutselen. Waarbij je zelf creatief kan zijn met hout en alle dingen die je vindt. Dat is zo belangrijk voor alle leeftijdscategorieën. Dus laat die kleuters maar de tuinen ontwerpen en ik denk dat het voor onze biodiverse omgeving, voor de levenskwaliteit van onze omgeving, een heel pak beter zou zijn.
Kim: Een zeer mooie boodschap om deze aflevering af te sluiten. Hans, Jo en Geert bedankt voor dit gesprek. Ik vond het zeer aangenaam. Hopelijk jullie ook?
(muziekje)
We komen nog één keer terug met een vierde en laatste aflevering van de MOSterdPod waarin we zowel terug- als vooruitblikken. Hoe is MOS Vlaanderen de afgelopen twintig jaar geëvolueerd? En welke uitdagingen liggen klaar voor de toekomst? We gaan erover praten met wederom drie gasten, Karel Coenen, Elise Schaumont en Koen Smets.
Heb je na deze aflevering zin gekregen om je speelplaats te vergroenen en biodiverser te maken of te experimenteren met buiten leren? Neem dan een kijkje op de website van MOS.
Bedankt om te luisteren en tot gauw!
- Spotify
- Castbox
- Stitcher
- Player FM
- Pocket Casts
- YouTube
- Google Podcasts
Beluister ook onze andere MOSterdPods.